Werkgericht onderzoek in het onderwijs
In dit blog wil ik ingaan op de betekenis van onderzoek voor het vak van leraar en van daaruit wat onderzoek betekent in de professionalisering van leraren.
In het werk dat ik in de onderwijspraktijk doe als adviseur, opleider en begeleider krijg ik vaak de vraag of dat wat leraren willen ontwikkelen ook werkt en of het wetenschappelijk gefundeerd is. Wat mij betreft zijn dat twee hele relevante vragen. Maar ze zijn ook heel beperkt. Helaas heeft de mensheid kunnen vaststellen dat de wetenschappelijk gefundeerde atoombom werkt. Twee belangrijke vragen die daarom in het onderwijs ook gesteld moeten worden is of het onderwijspedagogische handelen en de concepten, methoden en instrumenten die daarbij gebruikt worden ook deugen en deugd doen.
Onderzoek in de eigen onderwijspraktijk
Als eerste wil ik signaleren dat er vaak gesproken wordt over ‘echt’ onderzoek en het onderzoek dat leraren in de onderwijspraktijk doen. Alsof de kennis uit academisch onderzoek relevanter is dan het onderzoek dat leraren doen in hun eigen onderwijspraktijk. Hier is ook een machtsvraag aan de orde: wie heeft het recht van spreken heeft over goed onderwijs?
Op de tweede plaats moet vastgesteld worden dat bevindingen uit grootschalig onderzoek niet zomaar naar de praktijk vertaald kunnen worden zonder de context te betrekken waarin onderwijs wordt gegeven, zoals de wereld, ons land en de stad. Het is ook van belang om het systeem waarbinnen dat onderwijs wordt gegeven in ogenschouw te nemen, zoals de school, het curriculum, de klas of een digitale omgeving. En uiteindelijk gaat het om de situatie waarin een leraar oog in oog met de leerling professionele keuzes maakt om te handelen.
Ten derde sta ik graag stil bij het veelgebruikte begrip praktijkgericht onderzoek. Onderzoek – zo luidt de definitie – dat is geworteld in de beroepspraktijk, doordat vraagstellingen zijn ingegeven door de praktijk en de kennis die het onderzoek oplevert, bijdraagt aan de praktijk. Praktijkgericht onderzoek wordt zo een eigen plek gegeven naast theoriegericht onderzoek. Maar aan deze verkaveling zitten nogal wat haken en ogen. Is het onderzoek aan de universiteit alleen van waarde als het theoriegericht is? Kan onderzoek in de praktijk niet leiden tot theorievorming? Moet onderzoek dat praktijknabij wordt uitgevoerd zich neerleggen bij de definities van de praktijk? Moet de praktijk de conclusies uit academisch onderzoek overnemen?
De uitdaging voor de leraar
Als het gaat om de vraag wat de betekenis van onderzoek is voor leraren, stel ik voor leraren te zien als een vakvrouw of vakman en niet als uitvoerder van in academisch onderzoek ontwikkelde kennis. De leraar is een ‘frontliniewerker’ die zich in een veranderlijke wereld bevindt. De uitdaging voor de leraar is om in interactie met die wereld zijn of haar werk te doen. Dat is vandaag de dag nog geen sinecure. De Franse filosoof Michel Serres laat zien dat voor het eerst sinds de Griekse beschaving volwassenen zoals leraren en onderzoekers de wereld anders kennen dan de wijze waarop kinderen de wereld leren kennen. Omgaan met leven en dood, het verdwijnen van afstanden in de digitale wereld en zorgen over de toekomst van de planeet maken dat kinderen van nu in een andere wereld opgroeien dan de wereld waarin hun opvoeders werden opgevoed. We leven in een complexe wereld waarin oude wetmatigheden niet voldoen. Los van de vraag of het wenselijk is, lijkt het voor leraren een onmogelijke opgave om de ontwikkeling van kinderen in die wereld te ‘beheersen’. Veel meer valt te verwachten van ‘creëren’ van onderwijs dat kinderen opvoedt tot volwassenen in een wereld die de kinderen zelf beter zullen begrijpen dan hun leraar. Om een goed gevoel voor zo’n situatie te ontwikkelen zal de leraar de ijdele hoop om te kunnen beheersen moeten laten varen. Ervaring en academische kennis kunnen zeker bijdragen aan een gevoel voor de situatie, maar het onderzoek naar waar de praktijk om vraagt kan ook gebruik maken van de wijze waarop bijvoorbeeld vioolbouwers, kunstenaars en filosofen onderzoek doen. De leraar die zich afvraagt met welk materiaal de kinderen het beste kunnen gaan spelen, is in het handelen betrokken bij de kinderen zoals de vioolbouwer die zich afvraagt welk stuk hout het meest geschikt voor het bouwen van een instrument voor een concertgebouwviolist betrokken is bij die artiest. De leraar die zich afvraagt hoe de zorgen over het klimaat verbeeld kunnen worden heeft vragen zoals de beeldhouwer Zadkine, die met ‘De verwoeste stad’ angst, afgrijzen, woede en wanhoop van de mens wilde verbeelden. De leraar die vragen heeft als ‘Wat is goed onderwijs’ en ‘Hoe kan ik als leraar daarin juist handelen?’ kan zichzelf en de collega’s door middel van ‘wetend niet-wetend’ bevragen, zoals Socrates de Atheners tot op het bot bevroeg.
Geef leraren de ruimte
Voor de professionalisering van leraren is het van belang om je niet alleen af te vragen wat de betekenis van onderzoek is, maar vooral hoe er praktijken ontwikkeld kunnen worden waarin leraren ruimte krijgen om werkgericht onderzoek te doen. Praktijken die recht doen aan de eigen aard van het werk en waarin verschillende vormen van onderzoek doen, kennis ontwikkelen, ontwerpen en reflecteren op het professionele handelen bij elkaar kunnen worden gebracht. Een gouden standaard is daar niet voor. Richt zulke onderzoekspraktijken samen met leraren in.
In de masterclasses ‘In vier stappen naar professionaliseren met impact’ biedt begeleider Ton Bruining u handreikingen om praktijken van werkgericht onderzoek in uw onderwijsorganisatie tot stand te brengen. Voor informatie klik hier.
Reacties (0)