Bouwen aan de school als veilige basis
De school als de plek die zowel geborgenheid biedt als uitdaagt. Jan Ruigrok, netwerkpartner van KPC Groep, schreef hierover het boek ‘Hoop, humor en herstel’. Uitgebreid gaat hij in op een vraagstuk dat veel leraren en teams puzzelt: wat betekent bouwen aan een veilig schoolklimaat voor de manier waarop leerlingen, leraren en ouders met elkaar omgaan? In zijn boek biedt Jan Ruigrok handreikingen voor het ontwikkelen en zo nodig herstellen van relaties met en tussen leerlingen, met ouders en binnen onderwijsteams.
Wat zie je bij kinderen en jongeren die zich ontwikkelen vanuit veilige basissen?
“Kinderen en jongeren die op veilige basissen opgroeien voelen zich in het algemeen competenter, ervaren autonomie en zijn gelukkig in relaties met anderen. Dat zijn heel belangrijke voorwaarden om te komen tot leren en om de wereld om je heen te ontdekken. Jammer genoeg beschikken niet alle kinderen en jongeren over voldoende veilige basissen. Ze groeien op onder allesbehalve ideale omstandigheden. Denk aan gezinnen waar kinderen niet gezien worden en situaties waarin kinderen die thuis of op school geen veilige basis vinden afglijden en in verkeerde circuits terechtkomen.”
“Kinderen en jongeren hebben het sowieso mentaal zwaar nu we in een tijd leven waarin zo veel veilige basissen van iedereen onder druk staan – denk aan corona en aan het oorlogsgeweld dat via de (social) media bij hen binnenkomt. In die context wordt de betekenis van de school als veilige basis alleen maar belangrijker. Ik zie de school als een herberg in een vliegende storm: een plek waar het goed is, waar je je veilig en onder vrienden voelt en waar mensen zijn die ondersteunen en je uit nodigen dat te doen dat wat nodig is, ondanks het feit dat het iedere keer weer spannend is de herberg te verlaten en op pad te gaan. Voor leraren betekent dat de taak van herbergier op je te nemen en leerlingen zo te wapenen dat ze hun reis door het leven in vertrouwen kunnen vervolgen wanneer ze herberg verlaten om verder te reizen.”
Wat bewoog jou om dit boek te schrijven?
“Meer dan 12 jaar geleden schreven Hans Oostrik en ik ‘In plaats van Schorsen’, een handboek over herstelrecht en hoe dit het antwoord kan zijn na bijvoorbeeld grensoverschrijdend gedrag van leerlingen. Na 7 herdrukken was het aan vernieuwing toe. Daarbij kregen we vaak de reactie: ‘mooi dat herstellen na conflicten, maar hoe werk je nu aan een situaties waarin er minder hersteld hoeft te worden gewoon omdat er minder conflicten zijn?’ Ik begon toen na te denken over een nieuw boek. Daarbij hielp dat ik kennis maakte met de theorie van secure based coaching. Die definieert een veilige basis als een plek waar je gesteund en uitgedaagd wordt en waar een gezonde hechting ontstaat. De boodschap van mijn boek is: werk aan een veilige basis voor iedereen op school, leerlingen én werknemers. Wanneer die onder druk staat kun je die veilige basis herstellen door herstelrecht in te zetten, waarbij de betrokkenen, vaak daders en slachtoffers, samen kijken hoe dat herstel eruit kan zien en daar vorm aan geven. Daarnaast was het schrijven voor mij ook een prachtige gelegenheid na meer dan veertig jaar in het onderwijs het een en ander op rijtje te zetten en met elkaar in verbinding te brengen en weer nieuwe lijntjes te ontdekken.”
Wie is de lezer waarop jij je met dit boek richt en wat hoop je dat dit boek met hem of haar zal doen?
“De lezer die ik bij het lezen voor me zag, was de pedagogische professional die met jongeren wil leven en werken. De voorbeelden in het boek komen veelal uit het onderwijs, maar het boek kan op vele andere plekken zijn diensten bewijzen. Bij het International institute for restorative practices in Amerika zeggen ze dat herstelrecht structuur geeft aan intuïtie. En dat zou ik mooi vinden als lezers dat na lezing zeggen: ‘dit is hoe ik met leerlingen, mijn collega’s en ouders én mezelf wil omgaan en nu heb ik middelen en meer stevigheid om dat te doen’.”
De veilige basis. Wat vraagt dit van leraren?
“Zo’n veilige basis vraagt goed voor jezelf én voor anderen te zorgen en daarbij ook jezelf en je leerlingen uit te dagen; gesprekken met elkaar aan te gaan en autonomie te ontwikkelen bij leerlingen door hen serieus te nemen en te laten meedenken over hoe de school het beste uit mensen kan halen. En idem dito voor werknemers op school. Veel casussen in mijn boek komen uit het VO en het MBO omdat ik daar de meeste ervaring heb opgedaan. Zoals het voorbeeld van die leerling die tijdens de les de lerares een ‘vuil, gemeen rotwijf’ noemt. Ik hoop met dit boek structuur te geven aan de intuïtie van mensen van wat voor rollen ze kunnen innemen en welk gedrag ze kunnen laten zien als relaties onder druk komen staan en hoe je werkt aan herstel van relaties. Waar mensen samen komen, doen zich per definitie conflicten voor en wat is het dan mooi als leerlingen op school vaardigheden leren om ermee om te gaan, niet in een les, maar om het echie. Dus laten we conflicten niet bestrijden maar ze omhelzen, er mee leren om te gaan en ze mede daardoor binnen aanvaardbare grenzen te houden.”
De titel van je boek is ‘Hoop, humor en herstel’. Hoe vind je deze drie elementen terug in dit boek?
“Hoop verwijst naar het bouwen aan de school als veilige basis. Herstel verwijst naar herstelrecht. Humor begon als mijn quilty pleasure; ik werk veel met provocatieve begeleiding. Daarvan heb ik inmiddels gemerkt dat wanneer je humor op een liefdevolle manier inzet dit kan zorgen voor enorm veel bevrijding en vrijheid en het je binnen de kortste keren brengt bij waar het werkelijk om gaat in contact met mensen. Ik besteed daarom in het boek aandacht aan provocatieve begeleiding en daarbij hoop ik dat er op iedere bladzijde wat luchtigheid en vrolijkheid opdwarrelt.”
Tot slot. Je geeft in dit boek je eigen taal aan gedrag dat je waarneemt en speelt graag met metaforen. Zo heb je het over de kikker en de prins. Wat bedoel je hiermee?
“De prins staat voor wat je van jezelf aan de buitenkant laat zien: je ego. Hierbij gaat het vaak om aangeleerd gedrag dat je helpt te overleven. Het is een kwestie van aanpassen en dat is een mooie manier om je staande te houden, maar je houdt er wel delen van jezelf me verborgen. Dat is je kikker; wie je werkelijk bent. Hierbij gaat het om jezelf zijn, leven, tegemoetkomen aan de bedoeling van jouw leven. Als je niet uitkijkt zijn je innerlijke kikker en je uiterlijke prins(es) constant met elkaar in conflict. De ware levenskunst is ze met elkaar in dialoog te brengen en ze in te zetten op momenten die daar om vragen.”