“Ik zou eigenlijk iedere puber een jaar praktijkonderwijs gunnen”

Renske Gerritse ondersteunt scholen in het praktijkonderwijs en VSO bij het realiseren van ambities en het maken van de verbinding tussen plan en actie. Vanuit innerlijke nieuwsgierigheid en uitgebreide praktijkkennis werkt ze nauw samen met teams en schoolleiders. “De leerling nog meer op maat bedienen begint ermee dat zijn manier van leren en ontdekken gezien wordt.”

Om uiteenlopende redenen wordt  Renske door scholen ingeschakeld. Soms vanwege een inspectierapport met bijvoorbeeld kritische kanttekeningen over de opbouw van de lessen of het pedagogisch klimaat in de klas. Soms vanwege de ambitie van een school om de leerlijnen beter aan te laten sluiten bij de leerlingen. Maar soms ook vanwege de behoefte aan nieuwe impulsen en energie. Wat Renske opvalt: docenten voelen veel werkdruk en hierdoor kan de passie onder druk komen staan. Wat ze dan doet is drijfveren en blokkades bloot leggen en mensen op een andere manier laten kijken naar zichzelf en hun werk  “zodat het vlammetje weer harder gaat branden.”

Hart en ziel

Wat Renske tekent is dat ze met verschillende brillen kijkt naar een vraagstuk. Vanuit het perspectief van het management, het perspectief van de werkvloer én het perspectief van het kind legt ze verbanden tussen wat ze ziet en proeft in de school. Opgegroeid in een echt onderwijsgezin werkte Renske onder meer op een cluster 4 -school en op een school voor praktijkonderwijs. Na het volgen van de Master SEN was het in 2017 tijd voor een volgende stap. Voor KPC Groep begeleidt ze scholen, verzorgt ze trainingen en doet ze ook interim-werk. Dat alles met hart en ziel. De rode draad in haar werk: analyseren, de juiste vragen stellen, inspireren en helpen implementeren. We spreken Renske bij de start van het nieuwe schooljaar.

Waarom zijn het praktijkonderwijs en vso belangrijke ankerplaatsen voor jou?

“Deze kinderen hebben net zo veel recht op een toekomst als leerlingen in het reguliere onderwijs. Je ziet vaak bij hen gedragsproblemen. En dat komt ergens vandaan. Wat mij puzzelt is om daarachter te komen. Als je dat weet, weet je ook hoe je ze kunt aanspreken en tot leren kunt brengen en wordt het voor de docent makkelijker. Het bijzondere van het PrO en VSO is dat echt onderwijs op maat moet zijn; elke leerling heeft zijn eigen leerroute en dromen. Een leerling die piloot wil worden; dat is niet reëel. Maar als je dit afpelt dan kom je bij de kernwaarden  en kun je met de leerling op zoek gaan naar wat wel mogelijk is voor hem of haar. Iets van de wereld zien; dienstbaar zijn; contact met mensen.”

Dat klinkt simpel maar is tegelijk complex.

“Je ziet dat scholen soms inderdaad zoekende zijn hoe ze dat maatwerk vorm kunnen geven. Neem het VSO. Ze hebben daar einddoelen maar de populatie vraagt veel van de docenten qua maatwerk en flexibiliteit. Op scholen voor praktijkonderwijs zie je dat ze soms nog niet gewend zijn vanuit leerlijnen te werken. Een leerlijn is heel fijn als leidraad maar ook niet meer. Wat doe je als een leerling vastloopt of juist sneller gaat? Je moet dan snel kunnen schakelen in kunnen putten uit je ‘kaartenbak’ van lesmaterialen of verdiepende opdrachten om flexibel te kunnen zijn. Mijn rol is dan docenten te laten zien wat er mogelijk is en hoe ze hun eigen onderwijs kunnen stroomlijnen en hoe de lesstof op elkaar aangesloten is in de leerjaren.”

Je begeleidt teams. Wat is jouw stijl van werken?

“Eigenlijk heb ik geen vast recept.  Je moet ook wendbaar zijn.  Als op dag 1 blijkt dat het probleem niet links zit maar rechts, dan moet je aanpassen. Ik deel mijn kennis en neem mijn eigen werkervaring mee en weet waar ik het over heb. Maar ik leg niet op; het moet van het team worden. Voordat ik een plan maak, praat ik eerst met leraren en met leerlingen. En observeer ik in de school: is er rust in de gangen? Hoe zien de lokalen eruit? Ik ben oprecht nieuwsgierig en ik heb nog nooit ergens een deur dicht gehad. Ik ben best direct en kan als buitenstaander makkelijker iets zeggen. Als het niet schuurt, dan gaat het ook niet open. Wat ik vaak terug krijg is dat ik snel kan analyseren, heel goed kan luisteren en terug kan geven wat ik zie en hoor.”

Een deel van je werk is professionalisering van docenten op met name pedagogisch vlak. Hoe ga je daarin te werk?

“Het allereerste wat ik doe is de passie van mensen aanspreken tijdens trainingen. Ze laten verwoorden waarom ze ook weer voor dit vak hebben gekozen. Soms zie je dat het vlammetje lager is gaan branden. Door de waan van de dag, de zwaarte van de doelgroep, alles wat ze moeten naast het onderwijs, het papierwerk. Ik geef onder meer trainingen over gespreksvaardigheden en leer docenten hoe ze in de leerlinggesprekken die ze voeren vooral uit te gaan van de kwaliteiten van leerlingen. En hoe je die kwaliteiten in kunt zetten om iets te behalen. Deze leerlingen hebben al zo vaak gehoord in hun leven:  ‘dát en dát kun je niet’. De leerling over zichzelf na laten denken, valt of staat met de manier waarop je als docent het gesprek voert. Als we de leerling echt zien als eigenaar van zijn eigen ontwikkeling dan gaat dat A. de docenten veel meer werkplezier opleveren; B. de passie weer aanwakkeren en C. zorgen voor minder weerstand en gedragsproblemen en dus minder werkdruk.  Het begint met gezien en gewaardeerd worden. Als een leerling dat gevoel heeft, dan levert je dat als docent heel veel op.”

Renske laat even een stilte vallen, denkt na en vervolgt dan.

 “Dat ontdekken van kwaliteiten en elkaar echt zien zit uiteraard ook in teams zelf. Hoe kun je van elkaars kwaliteiten leren? Dat is best spannend binnen onderwijsteams. Het moet ook veilig zijn dat je als docent bij elkaar gaat kijken. De schoolleider heeft daarin een stimulerende en faciliterende rol.”

Tot slot. Er is de laatste tijd veel te doen over kansrijk adviseren en de fnuikende effecten hiervan voor leerlingen die afstromen naar het praktijkonderwijs. Hoe kijk jij hiernaar?

“Afstroom is funest. Naar kansrijk adviseren moet echt voorzichtiger gekeken worden zeker als de kans van slagen niet groot is Als een kind naar het VMBO gaat en het dan niet redt, dan doe je een kind veel verdriet aan als die uiteindelijk toch de stap terug moet zetten. Tegen zo’n kind zeg je eigenlijk: je bent niet goed genoeg om hier te mogen zijn. Draai het om en laat het kind tot bloei komen in het praktijkonderwijs en daarna doorstromen. Dan stroom je positief door. Het is heel goed dat de Sectorraad Praktijkonderwijs stelling neemt. Het probleem zit denk ik diep in onze prestatiemaatschappij. Op ouderavonden op de basisschool merk ik wordt het PrO  vaak niet eens genoemd als optie voor een leerling. Daarom hebben ouders een scheef beeld van wat het praktijkonderwijs is. Het PrO is niet alleen theoretisch. Je ontdekt en ontwikkelt óók vaardigheden in praktijkvakken en je wordt voorbereid op meer zelfstandigheid. Ik zou eigenlijk iedere puber een jaar PrO gunnen.”