Zo betrek je leerlingen bij hun ontwikkelingsperspectief

De praktijk van passend onderwijs kent ze van binnen en van buiten. Ze ondersteunt als netwerkpartner van KPC Groep scholen rondom het OPP en coacht MT’s bij het inrichten en concretiseren van het zorgbeleid. In gesprek met Hetty Pellenaars.

Als expert passend onderwijs kan Hetty snel de brug slaan tussen ambities en implementatie. Zo biedt ze ondersteuning bij het inrichten van arrangementen voor leerlingen die binnen het vmbo net buiten de boot vallen maar niet in aanmerking komen voor het speciaal onderwijs. “Vaak is dan een andere aanpak, een iets kleinere klas en een meer gespecialiseerd team al een mooie stap om te komen tot een werkbaar geheel. Belangrijk daarbij is de voorbereiding en afstemming binnen het geheel van de school. Zonder draagvlak gaat het niet.”

Motivatieproblemen bij leerlingen

Hetty, die zowel onderwijskundige als orthopedagoog is, was een groot deel van haar loopbaan actief in het vso, vmbo en vo actief vanuit directie- en beleidsfuncties. ‘Met de voeten in de klei’ kent Hetty de realiteit die schuil gaat achter onderzoeksresultaten naar passend onderwijs en de effecten van de afgelopen coronajaren op leerlingen en studenten.

Van dichtbij ziet ze dat de persoonlijke problematiek onder jongeren groter is geworden. “Dit manifesteert zich in onder meer motivatieproblemen, gedragsproblematiek, depressies, sociale angsten. Ook merk ik dat het onderwijs soms totaal niet aansluit  bij het interessegebied van de leerling. Directies en docenten worstelen hiermee. Hoe kunnen we als school de leerling voldoende inspireren, motiveren en hoe zorgen we ervoor dat onze docent er niet onder door gaan? Er is een trend naar meer coachend lesgeven en het versterken van het eigenaarschap van de leerling. De hamvraag is hoe ga je dit in je klas en in je school inrichten? Wat beweegt de leerling? Hoe krijg ik de leerling in de juiste stand? De onderliggende problematieken vragen veel van de docenten. Niet alleen kennis en begrip, maar ook een andere methode van handelen.

“Verplicht nummer”

Vanuit KPC Groep professionaliseert Hetty onder meer docenten en mentoren bij het werken met het ontwikkelingsperspectiefplan (OPP). Nog te vaak wordt het OPP eerder gezien als een verplicht nummer vanuit de wet dan als een hulpmiddel om het zorgbeleid af te stemmen op de leerling, vertelt ze. “Het OPP is veel meer dan het verantwoorden van wat je gaat doen met het geld. Het gaat over gericht handelen met leerlingen. Ervoor zorgen dat ze krijgen wat ze nodig hebben. Daarom is het zo belangrijk dat je de leerlingen hierbij betrekt. Zodat ze eigenaar worden van de doelen die in het OPP gesteld worden. Hiervoor moet je met de leerling het gesprek aangaan, bovendien is het belangrijk om te evalueren, zeker ook met de zorgleerling. Wat heb jij nodig? Wat wil je? Doen we als school de goede dingen.”

OPP als ‘levend document’

Hetty vervolgt: “Docenten ervaren het OPP in het algemeen als veel extra werk. Het maken van een plan is natuurlijk geen doel op zich. Het gaat vooral om het gedrag van de mentor om een leerling met extra zorgbehoeften echt verder te helpen. Gedrag is zo belangrijk! Hoe ga je als mentor een relatie aan met een kind? Hoe ga je met vervelend gedrag om? Hoe raak je kinderen die niet gemotiveerd zijn? In mijn trainingen gebruik ik veel casuïstiek en geef ik handreikingen en tips om van het OPP een ‘levend’ document te maken. Mentoren vinden het vaak lastig om concrete doelen te bepalen die ook in de praktijk te evalueren zijn. Daarom geef ik deelnemers persoonlijke feedback tussen de bijeenkomsten bij het formuleren van smart-doelen en acties. Het OPP moet een document worden waarin je het handelen van de docenten kunt zien in relatie tot het bereikte resultaat van de leerlingen. Iedere andere mentor of docent zou met het OPP verder moeten kunnen werken. Je legt niet alleen verantwoording af maar je werkt ermee, evalueert, stelt bij. Uiteindelijk werk je naar een resultaat.”

Hetty vervolgt: “In het OPP gaat het niet om lange verhalen en beschrijvingen. Het gaat om doelen stellen, handelen en evalueren. Heel belangrijk is dat je zicht hebt als mentor /coach op wat ouders willen bereiken en wat de school als doel heeft. En niet te vergeten: zicht op wat het kind nodig heeft. Een kind, zo is mijn ervaring, kan vaak heel goed verwoorden waarin hij geholpen wil worden.”

Ontwikkeltraject op de Roncalli Scholengemeenschap

Dat is een opvatting die meer scholen met Hetty delen. Zoals de Roncalli Scholengemeenschap in Bergen op Zoom. De ambitie van deze school: leerlingen meer eigenaar maken van het eigen OPP.  Sophie van Sluijs is de ondersteuningscoördinator van het Roncalli en heeft het werken met het OPP met ondersteuning van Hetty stevig ingebed in de school. Met veel aandacht voor het betrekken van leerlingen. Niet over hen maar mét hen praten.

In een interview met Steunpunt Passend Onderwijs vertelde Sophie over het traject dat ze startte om van het OPP een levend document te maken. “Wij kunnen wel mooie doelen bedenken, maar als de leerling er zelf niet achterstaat, is de kans groot dat het doel niet wordt behaald. Uit onderzoek is bekend dat interventies meer kans van slagen hebben als leerlingen hierbij worden betrokken.”

Zelf keuzes maken

Leerlingen weten zelf heel goed welke ondersteuningsvormen het beste bij hen passen, is de stellige overtuiging van Sophie. “Als het bijvoorbeeld gaat om snelle overprikkeling, dan wil de ene leerling dat hij de klas even uit kan gaan, terwijl een andere leerling dat juist niet wil, omdat hij niet wil opvallen. Die kiest er dan bijvoorbeeld voor om oordopjes in te doen. De leerling weet zelf het beste wat voor hem of haar het meest helpend is.”

OPP-gesprekken

Volgens de nieuwe aanpak wordt het OPP in een gesprek met de leerling en (vaak) met de ouders opgesteld. Regelmatig wordt ook met de leerling besproken of de gemaakte afspraken nog werken. Het is de bedoeling dat de mentor meerdere keren per jaar OPP-gesprekken voert. Ook de schoolcoach en Sophie voeren deze gesprekken met leerlingen die zij regelmatig zien.

Alle leerlingen met een OPP krijgen een faciliteitenkaart, waarop in beknopte vorm staat wat er in het OPP is afgesproken. Bijvoorbeeld dat je in de les een koptelefoon mag opzetten, nooit een beurt krijgt als je je vinger niet opsteekt of even een time-out mag nemen. Sophie: “Ze kunnen de kaart aan de docenten laten zien, zodat die weten waar de leerling recht op heeft. Maar we merken vooral dat het voor sommige leerlingen als een geheugensteuntje werkt; dat ze zich bewuster zijn van wat ze kunnen doen als ze het moeilijk hebben.”

Stip op de horizon

De nieuwe werkwijze is nog in ontwikkeling. Sophie: “In de eerste klas loopt het inmiddels vrij goed. We gaan het nu verder doorzetten in hogere klassen. Ik hoop dat het over twee à drie jaar heel vanzelfsprekend is dat leerlingen zelf in de lead zijn als het gaat om hun OPP.”